ZONDAGOCHTEND TERRORISME
- Marjolein Zijm
- 29 okt 2016
- 4 minuten om te lezen
De zondag ochtend, het fijnste moment van de week, althans tot een aantal weken geleden. Mijn lief en ik werken in een dusdanig schema dat we een minimale hoeveelheid aan opvang voor onze dochter nodig hebben. De zondagochtend is het enige moment in de week dat we gezellig met zijn drieën in bed kunnen liggen zonder alarmen die ons oproepen tot het beginnen van onze werkdag. Tot een paar weken geleden lieten we ons wekken door de vogeltjes, die driftig bezig waren de wereld te voorzien van mooie melodieën. Tegenwoordig gaat dat anders. Terwijl ik op het randje van het bed lig, ver weg in dromeland, staat de dag op het punt van beginnen.
Ik heb het altijd wonderlijk gevonden hoe zo'n klein ieniemienie mensje zoveel ruimte kan claimen in bed. Die kleine armpjes en beentjes maaien net zolang om zich heen tot er voldoende ruimte ontstaat om in iedere mogelijke, of eigenlijk onmogelijke, positie in slaap te vallen. Voor ons zit er niets anders op dan genoegen nemen met de ruimte die ons gegund wordt. Tenzij we het risico willen nemen het slapende terroristje wakker te maken en opnieuw de strijd om ruimte aan te gaan. Nee, inmiddels nemen wij ons verlies en krullen we ons op, op het randje van het bed. Vastklampend aan dat kleine strookje dekbed dat we met veel pijn en moeite hebben weten te bemachtigen. Dit hele ritueel vindt overigens pas om een uur of 5 ‘s ochtends plaats, als dochterlief niet meer kan slapen, omdat ze honger heeft (klein minpunt van het geven van borstvoeding op verzoek). Na de ochtendvoeding mag ze lekker bij ons in bed slapen. Al is het meer omdat mama te moe is om wakker te blijven tijdens de voeding, laat staan haar weer terug in haar eigen bed te leggen.
Nog half aan het dromen over baby’s die met 20km per uur baantjes trekken in het zwembad (ja, ik heb hele vreemde dromen, ik weet het), voel ik dat er beweging ontstaat naast me. De ritmische ademhaling die zachtjes op de achtergrond aanwezig was in mijn droom, is veranderd in een zacht, haast fluisterend djadjadja. Het gefluister gaat nog even door en ik waan mezelf weer in het zwembad. Gek hoe alle beweging die je voelt, door je hoofd worden vertaald naar een zeer realistisch gevoel in je droom, hoe onlogisch ze soms ook zijn. Terwijl ik bij de rand van het zwembad de baby's bekijk die voorbij crossen door het water, voel ik de wind door mijn haren gaan. De wind speelt rustig met mijn haar, kleine plukjes wiegen in de wind, het kriebelt haast.
Opeens word ik met een harde ruk uit mijn droom gehaald en terug naar de realiteit gebracht. Geschrokken en verward, uit mijn droom die rook naar chloor en warmte, terug naar de slaapkamer. Ik draai me om en staar in twee hele grote diepblauwe ogen, die me zonder enige vorm van communicatie lijken te vragen: “hey?! Ben je wakker?”. De verbaasdheid in die ogen, de onschuld, de onwetendheid dat haren trekken leidt tot het wekken van het betreffende slachtoffer. Ietwat versuft fluister ik tegen haar: “Ja schat, ik ben wakker, maar ik vind het niet zo leuk dat je aan mijn haar trekt.” Alsof ze zich bewust is van haar toch-niet-zo-heel-lieve actie geeft ze me een cadeautje; de grootste glimlach die ze uit haar fijne gezichtje kan persen. Een lach zoals alleen kleine kinderen kunnen geven; eerlijk en gemeend. De twee grote ogen die me zojuist aanstaarden veranderen in halve maantjes. Hoewel het licht dat zich door de rolgordijnen heen weet te dringen beperkt is, zie ik de weerkaatsing in haar ogen, de oprechtheid straalt er vanaf. Mijn kleine lieve terroristje, die het nodig vindt om ons rustige zondagochtend ritueel te verstoren. Al zou ik best nog even mijn ogen dicht willen doen om te kijken of die baby’s inmiddels nieuwe olympische snelheidsrecords hebben gevestigd, dochterlief heeft besloten dat de nacht zijn einde heeft bereikt.
Tevergeefs probeer ik haar richting haar vader te rollen, om daar verder te gaan met haar onderzoek in de anatomie van het menselijk gezicht. Maar het blijkt dat moeders leuker zijn om met die kleine vingertjes in te prikken. Wellicht dat het te maken heeft met het vermogen van mijn lief om door een nucleaire oorlog heen te slapen. Behendig rolt ze zich terug en kraait vol enthousiasme terwijl ze wederom mijn haar te pakken probeert te krijgen. Zo spelend in dit licht betrap ik mezelf erop dat ik de laatste weken telkens weer vol verbazing naar haar behendigheid staar. Met enige weemoed denk ik terug aan die tijd dat ze met veel moeite op haar buik kon rollen. Inmiddels rolt ze zonder enige moeite alle kanten op. Dit, gecombineerd met een achteruit en een eerste versnelling, is toch een bijzondere combinatie. Kleine handjes en vingertjes, die zich hebben ontpopt tot handige instrumenten om te voelen, pakken, prikken en trekken. 33 Weken oud en van een hulpeloos klein hoopje mens uitgegroeid tot een kindje dat klaar is om de wereld uit te pluizen en te ontdekken.
Ik pak haar vast om nog even te knuffelen voor we papa samen wakker gaan maken. Even een momentje met zijn tweeën, een moment waarin de rest van de wereld er gewoonweg niet toe doet. Wat de dag ons ook gaat brengen, deze heb ik in de pocket. Lijdzaam ondergaat ze de knuffel voordat ze zich loswringt en weer verder gaat in haar spel. Kleine meisjes worden groot, al mag dat van mij best wel iets langzamer gaan. Hoewel het best fijn was om vroeger (vroegâh, lang, lang geleden) lekker tot een uur of 11 in bed te kunnen blijven liggen, toch zou ik voor geen goud terug willen. Want eerlijk is eerlijk, de wereld schreeuwt om ontdekt te worden, dus rise and shine, uit de veren, de zondag is begonnen!! Enneh…..morgen? Morgen is het weer maandag ;)

コメント